CTS-behandeling
Patiënten met het carpale tunnelsyndroom (een beknelling van de middelste armzenuw) worden in het St Jansdal via een versneld traject geholpen. Op één dag vindt het onderzoek plaats en krijgt u de uitslag. Binnen twee tot vier weken vindt eventueel een poliklinische operatie plaats.
Het carpale tunnelsyndroom is een veel voorkomende klacht van de handen. Het betreft een beknelling van de middelste armzenuw (de nervus medianus) ter hoogte van de pols. De beknelling van de zenuw ontstaat door zwelling van het bindweefsel, waardoor de druk in de tunnel toeneemt. Verschillende klachten zijn mogelijk, zoals:
- een prikkelend en pijnlijk gevoel of tintelingen in de vingers en in de hand
- een doof gevoel in de handpalm en in de vingertoppen
- de hand kan gezwollen zijn en de patiënt kan een dik gevoel in de hand hebben
- een uitstralende pijn naar de onderarm, elleboog en schouder
- krachtverlies in de hand, waardoor de patiënt zomaar dingen kan laten vallen
Het CTS verstoort in veel gevallen de nachtrust, doordat de klachten in de loop van de nacht kunnen toenemen.
Diagnose CTS
Als de huisarts vermoedt dat er sprake is van het carpale tunnelsyndroom (CTS), stuurt hij/zij de patiënt door naar het St Jansdal. Bij het eerste bezoek vindt een functieonderzoek van de zenuwen en spieren plaats. Direct daarna, op dezelfde dag, krijgt de patiënt de uitslag van de neuroloog. Vervolgens volgt een behandelplan. Dezelfde dag krijgt u nog een spalk of een injectie. In de meeste gevallen is een operatie noodzakelijk. Deze operatie vindt binnen maximaal vier weken plaats.
Groepstraject
De operatie vindt plaats via de dagopname. Een groep lotgenoten met allemaal CTS-klachten krijgt hierbij gezamenlijk voorlichting over de operatie en het vervolgtraject. Direct na de poliklinische operatie mag de patiënt naar huis. De patiënt hoeft niet onder narcose, maar wordt plaatselijk verdoofd. Het is dus niet nodig om te overnachten en ook hoeft u niet nuchter te zijn.