U heeft een voorwandplastiek ondergaan. In deze folder leggen we u uit hoe we nagaan of u weer goed kunt plassen.
 

Katheter 

U heeft voor een dag een katheter gekregen, om zo het operatiegebied te laten genezen. Na de eerste dag wordt de katheter verwijderd. Het operatiegebied is dan ver genoeg genezen. U moet weer op eigen kracht kunnen plassen. Neem hier alle tijd voor.
 

Uitplassen 

De verpleegkundige zal ‘s morgens de katheter verwijderen en een po voor u klaar zetten in het toilet. Wanneer u aandrang heeft om te plassen kunt u dit op de po doen. Het  kan enige tijd duren voordat u kunt plassen, omdat door de katheter de blaas leeg is. Wanneer het gelukt is, kunt u de verpleegkundige waarschuwen om te kijken hoeveel u geplast heeft.
 

Residu bepalen 

Na het verwijderen van de katheter wordt er residu bepaald. Het residu is dat wat na het plassen achterblijft in de blaas. Het doel van residu bepalen is controleren of u goed uitplast en hoeveel urine in de blaas achter gebleven is. Door een te volle blaas kunnen er problemen optreden.

Na het plassen op de po wordt er gekeken met een bladderscan of u goed heeft uitgeplast. U kunt dit vergelijken met een uitwendige echografie. Door deze scan kan het residu bepaald worden.
 

Residu klein genoeg 

Is het residu 100 ml of minder, dan moet het residu nog één keer worden bepaald. Dit gebeurt niet na elke plaspoging maar na ongeveer vier uur. U moet wel elke plaspoging op de po plassen, zodat we weten hoeveel u plast. Is het residu twee keer onder de 100 ml dan hoeft er niet meer gecontroleerd te worden. Het plassen gaat dan goed.
 

Residu te groot 

Is het residu groter dan 100 ml, dan wordt er nog een paar keer gecontroleerd. Het plassen lukt wel, maar er blijft teveel achter in de blaas. Bij elke plaspoging moet u op de po plassen. Na ongeveer vier uur wordt er gecontroleerd hoeveel het residu is.

Is het residu groter dan 200 ml, dan zal de verpleegkundige éénmalig katheteriseren. Hierbij haalt de verpleegkundige de blaas leeg door middel van een slangetje. Na het legen van de blaas moet u wachten totdat u weer aandrang krijgt om te plassen. Na ongeveer 4 uur wordt er opnieuw gecontroleerd. Is het residu twee keer onder de 100 ml, dan hoeft er niet meer gecontroleerd worden.

Als voor de nacht het residu groter is dan 200 ml, krijgt u ‘s nachts een katheter. In de morgen zal de katheter weer verwijderd worden.
 

Plassen lukt niet 

Als het plassen niet lukt, zal de verpleegkundige na vier uur met de bladderscan de retentie bepalen. Retentie is het onvermogen om de blaas te ledigen. Als de retentie groter is dan 200 ml, zal de verpleegkundige éénmalig katheteriseren.

Na ongeveer vier uur zal de retentie opnieuw bepaald worden. Als voor de nacht de retentie groter is dan 200 ml, krijgt u ’s nachts een katheter.

De hoeveelheid die u plast en het residu worden opgeschreven op een lijst, om goed overzicht te krijgen over de verhoudingen.

Als er meerdere keren teveel in de blaas achterblijft of u kunt niet plassen dan vindt er overleg plaats met de arts over het verdere beleid.

Soms kan het gebeuren dat het plassen niet lukt of dat er meerdere keren teveel urine in uw blaas achterblijft. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals:

• een blaasontsteking
• het operatiegebied is nog niet voldoende genezen
• angst om te plassen

Probeer er zo ontspannen mogelijk mee om te gaan, en neem er de tijd voor. Het kan enige dagen duren voor het plassen weer normaal gaat.
 

Plassen gaat goed

Gaat het plassen goed dan mag u met ontslag. Heeft u thuis nog vragen of klachten? Dan kunt u contact opnemen met de verpleegafdeling, telefoonnummer: 0341 - 46 35 69  of 0341 - 46 35 72.