Hygiëne
Het is belangrijk om zo hygiënisch mogelijk te werken bij het toedienen van sondevoeding en de verzorging van de sonde. Hygiënisch werken wordt bevorderd door:
- Goede handhygiëne voor iedere handeling aan de sonde of de sondevoeding: handen wassen met water en zeep en afdrogen aan een droge en schone handdoek of tissues.
- Gebruik nooit sondevoeding waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is.
- Spoel de sonde 4 tot 6 keer per dag door met 20 cc lauw water.
- Gebruik elke 24 uur een nieuwe spuit.
- Spoel na gebruik de spuit schoon en laat hem uit elkaar drogen.
- Gebruik elke 24 uur een nieuw toedieningssysteem.
- Een geopende verpakking sondevoeding mag niet langer dan 24 uur gebruikt worden en moet afgesloten in de koelkast bewaard worden.
- Dien de sondevoeding altijd toe op kamertemperatuur.
- Voedingspomp regelmatig met een vochtige doek schoonmaken.
- Controleer de kleur van de sondevoeding en kijk of de “tenminste houdbaar tot” datum nog niet verstreken is.
- Schud de fles/pack tot het bezinksel is opgelost.
Toedienen van sondevoeding
De sondevoeding kan op twee manieren worden toegediend namelijk:
-
Continue toediening met een voedingspomp (gehele dag tot een aantal uren per dag).
-
In porties met een spuit of trechter.
Dit wordt door de behandelend arts of diëtist besloten in overleg met de patiënt.
Toediening met een voedingspomp
- Controleer de positie van de sonde/katheter alvorens de voeding aan te sluiten.
- Dit stukje alleen bij het verwisselen van het toedieningssysteem
Bij het verwisselen van het toedieningssysteem eerst de klem van het toedieningssysteem sluiten, de voeding aansluiten en ophangen aan infuusstandaard en na plaatsing in de pomp de vulknop van de voedingspomp indrukken tot het systeem gevuld is. Sluit het systeem aan op de sonde/katheter.
-
Stel de inloopsnelheid in of controleer deze.
- Start de pomp. Observeer of de voeding doorloopt.
- Laat de patiënt zo mogelijk rechtop zitten of glooiend liggen.
Toediening van porties sondevoeding met een spuit
-
Schenk de voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding in een maatkan of glas en dek dit af.
-
Laat de sondevoeding op kamertemperatuur komen (maximaal één uur) of verwarm kort in de magnetron.
-
Laat indien mogelijk de patiënt een (half) zittende houding aannemen.
-
Controleer de positie van de sonde/ katheter.
-
Verwijder het afsluitdopje van de sonde.
-
Spuit de sonde/katheter door met 20 ml lauw warm water.
-
Dien de benodigde sondevoeding langzaam toe met een spuit.
-
Spuit de sonde/katheter daarna door met 20 ml lauwwarm water.
-
Plaats het afsluitdopje op de sonde/katheter.
-
Controleer na iedere voeding hoe de patiënt op de voeding reageert.
-
Laat de patiënt zo mogelijk nog enige tijd (liefst minimaal twee uur) rechtop zitten of glooiend liggen.
Toediening van porties sondevoeding met een trechter
-
Schenk de voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding in een maatkan of glas en dek dit af.
-
Laat de sondevoeding op kamertemperatuur komen (maximaal één uur) of verwarm kort in de magnetron.
-
Laat indien mogelijk de patiënt een (half) zittende houding aannemen.
-
Controleer de positie van de sonde/ katheter.
-
Verwijder het afsluitdopje van de sonde.
-
Plaats de trechter op de sonde (een spuit kan ook als trechter dienen als de stamper verwijderd wordt).
-
Schenk 20 ml lauw water in de trechter en laat dit inlopen.
-
Schenk daarna de sondevoeding op kamertemperatuur in de trechter.
-
Spuit de sonde/katheter na toedienen van de sondevoeding door met 20 ml lauwwarm water.
-
Plaats het afsluitdopje op de sonde/katheter.
-
Controleer na iedere voeding hoe de patiënt op de voeding reageert.
-
Laat de patiënt zo mogelijk nog enige tijd (liefst minimaal twee uur) rechtop zitten of glooiend liggen.
Positie sonde controleren
Controleer bij iedere handeling aan de sonde de fixatiepleister, het markeringspunt, de keelholte en mogelijke klinische verschijnselen van dislocatie (bijvoorbeeld benauwdheid, blauwverkleuring van de huid, hoesten) en doe bij twijfel de pH meting.
Indien pH < 5.5: ligging van de tip van de sonde is in de maag, (her)start met toedienen van sondevoeding.
Indien pH > 6.0: er bestaat twijfel of de tip van de maagsonde wel in de maag ligt, staak toediening. Indien de patiënt mag en kan drinken kunt u een glas rode ranja aanbieden. Bepaal daarna opnieuw de pH.