Een gebroken sleutelbeen heet met een medische term “Claviculafractuur”.
Uw baby heeft tijdens de geboorte het sleutelbeentje gebroken. In deze folder vindt u informatie over de breuk en over de dagelijkse verzorging in de eerste weken na de geboorte.
- In deze folder gebruiken we verder de term 'gebroken sleutelbeentje'.
- In deze folder spreken we over uw baby als 'hij' en 'zijn'. Wanneer uw baby een meisje is, leest dan 'zij' en 'haar'.
- In deze folder spreken we over 'de arm' of 'de schouder'. Hiermee bedoelen wij de arm en de schouder aan de kant van het gebroken sleutelbeentje.
Sleutelbeenbreuk
Het sleutelbeen is de verbinding tussen het borstbeen en het schouderblad. Het sleutelbeen helpt om de krachten die op de schouder neerkomen, te verdelen. Ook zorgt het sleutelbeen voor bescherming van de onderliggende zenuwen en bloedvaten.
Een gebroken sleutelbeentje ontstaat met enige regelmaat tijdens de geboorte door kracht en druk op het bot. De botdelen liggen meestal nog tegen elkaar aan.
Onderzoek
Wanneer het vermoeden bestaat dat uw baby het sleutelbeentje gebroken heeft, onderzoekt de kinderarts hem. Er is geen röntgenfoto nodig om vast te stellen of het gebroken is.
Behandeling
Bij een gebroken sleutelbeentje is geen speciale behandeling nodig. Bij baby’s heelt dit zonder problemen. Na ongeveer een week ontstaat er een verdikking op de plaats van de breuk. Dit laagje wat om het bot ontstaat noemen we callusvorming. Dit is een soort natuurlijk “gips”, dat weer verdwijnt na een aantal weken. Af en toe ontdekt men pas later deze bobbel op het sleutelbeentje. Dan is het sleutelbeentje gebroken geweest maar uw baby had er zo weinig last van dat het niet eerder gezien is.
Het is belangrijk om de eerste dagen extra aandacht te besteden aan de houding en de verzorging van uw baby. Zo herstelt het sleutelbeentje en heeft uw baby geen onnodige pijn.
In een enkel geval zal het herstel langer duren (meer dan twee weken). Als u dit merkt kunt u contact opnemen met de poli kindergeneeskunde voor een extra controle.
Pijn
Uw baby kan als gevolg van de breuk pijn hebben, dit geldt niet voor alle baby’s. Of uw baby pijn heeft, kunt u aan de gezichtsuitdrukking zien. Misschien huilt uw baby veel of gebruikt hij zijn armpje en schouder minder. Pijn ontstaat meestal door bewegen of verplaatsen.
U kunt het armpje rust geven door het mouwtje met een pleister of veiligheidsspeld op de kleding vast te maken (afbeelding 2). Als uw baby pijn heeft, mag u hem de eerste dagen ook pijnstilling geven: drie keer per dag 60 mg paracetamol.
Voorkeurshouding
Een gebroken sleutelbeentje kan een opstapje zijn naar een voorkeurshouding. Baby’s houden dan hun hoofdje te vaak naar dezelfde kant gedraaid. Het hoofdje kan dan afplatten aan een kant. Oefeningen die u na een aantal dagen kunt doen om dit te vermijden zijn:
- Een baby met een gebroken sleutelbeentje beweegt dit armpje minder dan het andere armpje. U kunt het armpje en handje aan de breukzijde extra aanraken en strelen.
- Zorg ervoor dat beide handjes bij elkaar of bij de mond kunnen komen. Zo kan uw baby zijn gezicht en beide handjes voelen of op zijn vingertjes sabbelen.
- Draai het hoofdje van uw baby regelmatig naar de breukzijde toe, totdat hij dit uit zichzelf doet.
De dagelijkse verzorging
Voor alle handelingen die u doet, geldt: laat het armpje niet naar achter afhangen, til het niet te ver op en trek er nooit aan. De hoek tussen het lichaam en de bovenarm van uw kindje mag niet groter zijn dan 90 graden naar voren (zie afbeelding 3).
Tips voor een goede verzorging
Liggen en slapen
- Na de eerste twee weken mag uw baby een paar keer per dag op de buik liggen. Hiermee wordt het optillen van het hoofdje gestimuleerd. Blijf er wel bij als uw baby in buikligging ligt!
- Zorg dat uw baby tijdens het slapen op zijn rug ligt. Dit is de enige veilige slaaphouding!
- Draai tijdens de slaap het hoofdje naar de breukzijde om de kans op een voorkeurshouding te verkleinen.
- Gebruik geen losse, opgerolde handdoekjes om de hoofdhouding te beïnvloeden. Dit is niet veilig!
Optillen en dragen
- Ondersteun het armpje zodat het niet naar beneden en achteren kan vallen. Als u kindje kleertjes aanheeft, kunt u, voor u uw kindje optilt, het mouwtje aan de kleding vastmaken.
- Til uw baby op met één hand onder de billen of tussen de beentjes, de andere hand rond de schouders en het hoofdje.
- Draai uw baby eerst een beetje naar de gezonde kant, zodat het armpje op de buik blijft liggen. Met uw hand die rond de schouders van uw baby ligt, kunt u het handje op de buik vasthouden (zie afbeelding 4).
- Draag uw baby bij voorkeur met de gebroken kant tegen u aan, zo houdt u het armpje met uw lichaam op zijn plaats. Leg het armpje op zijn borst.
- Als u uw baby met de gezonde kant tegen u aan draagt, doet u dat zo: ondersteun met uw ene hand de billetjes, leg uw andere hand rond de schouders en het hoofdje en houd met deze laatste hand ook het armpje in de juiste stand (zie afbeelding 5).
Houding
Wanneer u uw baby rechtop tegen de schouder houdt, bijvoorbeeld na een voeding voor een boertje, ondersteun dan met uw ene hand de billetjes en houd met uw andere hand het armpje zo dat de elleboog gebogen blijft (zie afbeelding 6).
Als uw baby het rechtersleutelbeentje gebroken heeft, kunt u hem het beste tegen uw rechterschouder houden, als uw baby het linkersleutelbeentje gebroken heeft, kunt u hem het beste tegen uw linkerschouder houden. Laat uw baby tijdens de kraamvisites niet van schoot naar schoot gaan maar leg hem in een goede houding op een kussen en geef hem op deze manier aan de visite.
Aan- en uitkleden
Bij het aan- en uitkleden kunt u het beste de baby recht voor u leggen door bij zijn voeten te gaan staan. Zo helpt u uw kindje om naar het midden te kijken, dit helpt een voorkeurshouding voorkomen. Gebruik een rompertje/truitje met een ruime hals, een overslaghemdje of kleertjes die helemaal open gemaakt kunnen worden. Bij het aankleden doet u eerst het aangedane armpje in de mouw daarna het gezonde armpje. Bij het uitkleden doet u eerst het gezonde armpje uit de mouw daarna het aangedane armpje. Het is handig om uw baby half naar de gezonde kant te draaien als u met het andere armpje bezig bent, zodat dit armpje goed naar voren blijft.
Baden
Houd bij het baden uw baby vast met de gezonde kant naar u toe. Het hoofdje rust op uw pols en uw vingers ondersteunen de bovenarm van het aangedane armpje. Zorg dat dit armpje niet naar beneden zakt.
Ondersteun met uw andere hand de billetjes en laat tijdens het wassen de billetjes op de bodem van het badje steunen.
U kunt ook gebruik maken van hulpmiddelen zoals een antislipmatje op de bodem van het badje, een badmatrasje of een badstoeltje. Deze hulpmiddelen koopt u bij de thuiszorgwinkel.
Voeden
Borstvoeding
Leg uw baby op een kussen, zo ligt uw kindje op een goede hoogte en hoeft hij nauwelijks op de zij te draaien. Als draaien pijnlijk is voor uw kindje, laat hem dan op de gezonde zijde liggen en verplaats het kussen van de ene naar de andere borst. Let erop dat de armpjes op zijn buik of borst liggen.
Flesvoeding
Zorg er bij flesvoeding voor dat beide armpjes van uw baby op zijn buik of om het flesje zitten.
In het autostoeltje
Zorg dat de schouder en het armpje niet te ver naar achteren zakken door het armpje op een opgerolde handdoek te leggen en het mouwtje ter hoogte van de borst aan het truitje vast te maken met behulp van een pleister of veiligheidsspeld (zie afbeelding 2).
Herstel
Na twee weken zal uw baby zijn aangedane armpje uit zichzelf meer gaan bewegen. Dit kunt u gewoon toelaten. Als uw baby geen pijn aangeeft, kunt u alles steeds meer op de gewone manier doen. Zo mag u het armpje hoger optillen dan tot nu toe. Na een tijdje kunnen beide armpjes even ver. Het kan zijn dat het armpje wat langer minder beweegt en slapper aanvoelt. In de meeste gevallen komt dit vanzelf weer goed. De kinderarts moet het herstel in de gaten houden als het langer dan twee weken duurt.
Vragen?
Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Dan kunt u contact opnemen met het Moeder&Kind Centrum: telefoonnummer: (0341) 463938
Of, bij vragen over uw baby na de eerste twee weken met de poli Kindergeneeskunde, telefoonnummer (0341) 464750.