Wat is kanker?
Kanker is een verzamelnaam voor meer dan honderd verschillende ziekten. Al deze verschillende soorten kanker hebben één gemeenschappelijk kenmerk: een ongeremde deling van lichaamscellen.
Celdeling
Ons lichaam is opgebouwd uit miljarden bouwstenen: de cellen. Voortdurend maakt ons lichaam nieuwe cellen. Op die manier kan het lichaam groeien en beschadigde en verouderde cellen vervangen. Nieuwe cellen ontstaan door celdeling. Bij celdeling ontstaan uit één cel twee nieuwe cellen, uit deze twee cellen ontstaan er vier, dan acht, enzovoort.
Geregelde celdeling
Gewoonlijk regelt het lichaam de celdeling goed. Elke celkern bevat informatie die bepaalt wanneer de cel moet gaan delen en wanneer zij daar weer mee moet stoppen. Deze informatie ligt vast in onze genen en wordt doorgegeven van ouder op kind. Dit erfelijk materiaal (DNA) komt voor in de kern van elke lichaamscel.
Ontregelde celdeling
Bij zoveel miljoenen celdelingen per dag, kan er iets mis gaan. Dit kan door toeval, maar ook door allerlei schadelijke invloeden: bijvoorbeeld door roken of zonlicht. Doorgaans zorgen ‘reparatiegenen’ voor herstel van de schade. Soms echter faalt dat beschermingssysteem. Dan gaan genen die de deling, groei en ontwikkeling van een cel regelen, fouten vertonen.
Treden er verschillende van dat soort fouten op in dezelfde cel, dan gaat deze zich ongecontroleerd delen en ontstaat er een gezwel of tumor.
Goed- en kwaadaardig
Tumor is een ander woord voor gezwel. Er zijn goedaardige en kwaadaardige gezwellen of tumoren. Alleen bij kwaadaardige tumoren is er sprake van kanker.
- Goedaardige gezwellen, bijvoorbeeld wratten, groeien niet door andere weefsels heen en verspreiden zich niet door het lichaam. Wél kan zo’n tumor tegen omliggende weefsels of organen drukken. Dit kan een reden zijn om het gezwel te verwijderen.
- Bij kwaadaardige tumoren zijn de genen die de cellen onder controle houden zo beschadigd, dat de cellen zich zeer afwijkend gaan gedragen. Zij kunnen omliggende weefsels en organen binnendringen en daar ook groeien. Zij kunnen ook uitzaaien.
Huidkanker
Huidkanker is de meest voorkomende soort kanker in Nederland. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. Huidkanker wordt naar schatting bij zo’n 36.000 mensen per jaar vastgesteld. Huidkanker ontstaat vrijwel altijd in de opperhuid.
De twee vormen van huidkanker die ontstaan uit de cellen van de opperhuid zelf, het basaalcel- en het plaveiselcelcarcinoom , komen veruit het meeste voor.
Samen vormen zij ongeveer 90% van de huidtumoren. Het melanoom, dat ontstaat uit de pigmentcellen in de opperhuid, komt bij circa 10% van de patiënten met huidkanker voor. Er zijn nog enkele andere vormen van huidkanker. Deze komen echter zo zelden voor dat ze niet hier worden besproken.
Naast de hier genoemde vormen van huidkanker zijn er huidafwijkingen die geen kanker zijn, maar dat wel kunnen worden. Men noemt dit premaligne afwijkingen of voorstadia van kanker.
In Nederland krijgen ongeveer 160 mensen per jaar te horen dat zij een non-Hodgkin-lymfoom in de huid hebben. Deze vorm van kanker wordt ook wel primair cutaan non-Hodgkin-lymfoom genoemd.
Oorzaken
Bij veel patiënten met huidkanker is de ziekte ontstaan door overmatige blootstelling aan ultraviolette straling. Deze straling komt van nature voor in zonlicht. Bij zonneapparatuur zoals solaria, zonnebanken en hoogtezonnen past men ultraviolette straling op een kunstmatige manier toe.
Ultraviolette straling is nuttig doordat het de aanmaak van vitamine D in ons lichaam bevordert. Daar is echter maar heel weinig zonlicht voor nodig. Ook kan ultraviolette straling helpen bij een aantal huidaandoeningen zoals acne, psoriasis en sommige vormen van eczeem.
Maar als de huid te veel ultraviolette straling krijgt, kan dat schadelijk zijn. Dit geldt zowel voor natuurlijke als kunstmatige ultraviolette straling.
Bescherming
Bij bijna iedereen wordt de huid dikker door blootstelling aan ultraviolette straling. Deze verdikking werkt als een automatisch beschermingsmechanisme. De ultraviolette straling kan hierdoor minder diep in de huid doordringen. Een andere vorm van bescherming treedt op door bruining van de huid. Dit geldt overigens niet voor iedereen in gelijke mate. Mensen met een van nature lichte huid zijn gevoeliger voor ultraviolette straling.
Als zij veel in de zon komen en/of veel gebruikmaken van zonneapparatuur, zullen zij hiervan vaker schadelijke gevolgen ondervinden dan mensen met een van nature wat donkerder huid. Daarom raadt men zonnen aan mensen met een lichte huid af, evenals het gebruik van zonneapparatuur.
Mensen met een niet-blanke huid zijn daarentegen redelijk goed beschermd. Voor mensen met een lichte huid geldt, dat ten gevolge van veel en langdurig blootstaan aan ultraviolette straling de cellen van de opperhuid ernstig beschadigd kunnen raken. Daardoor kan na vele jaren huidkanker ontstaan. Huidkanker is als het ware de uitkomst van een optelsom van al die huidbeschadigingen vanaf de kinderjaren.
Bij mensen die lang in de tropen of hoog in de bergen hebben gewoond, komt huidkanker veel voor. Maar tegenwoordig treedt huidkanker ook bij de doorsneebevolking steeds vaker op. Dit komt doordat mensen sinds tientallen jaren vaker in de zon komen, massaal op zon- en/of wintersportvakantie gaan en/of vaker gebruikmaken van zonneapparatuur.
Ook kinderen komen veel vaker en bloter in de zon dan vroeger.
Het ontstaan van huidkanker houdt verband met:
- De totale hoeveelheid ultraviolette straling die een mens in de loop van zijn leven opdoet. De ultraviolette straling van de zon en van zonneapparatuur moeten bij elkaar worden opgeteld.
- Een overmatige blootstelling aan ultraviolette straling tijdens de kinderjaren (tot ongeveer 15 jaar). Hoe hoger de uv-belasting in de jeugdjaren, hoe groter het risico van basaalcelkanker op latere leeftijd.
- Het aantal keren dat iemand verbrandt. Naarmate een mens in zijn leven vaker verbrandt, neemt het risico op huidkanker toe.
- Het in de zon zijn met een natte huid.
- Het aantal keren dat iemand een nog niet gewende (= niet verdikte) huid van het ene op het andere moment volop aan ultraviolette straling blootstelt.
- De wisselwerking tussen ultraviolette straling en cosmetica en bruiningsmiddelen die psoraleen bevatten. (Vanwege richtlijnen van de Europese Unie is de verkoop van deze middelen sinds 1 januari 1997 verboden.)
Meer risico
Bepaalde lichamelijke kenmerken die worden geërfd, beïnvloeden het risico op het krijgen van huidkanker. Het gaat dan met name om het huidtype dat door overerving wordt bepaald. Zo lopen mensen met een lichte huid meer risico op huidkanker dan mensen met een donkere huid.
Bij sommige huidafwijkingen bestaat een verhoogd risico dat zij ontaarden in huidkanker. Een voorbeeld daarvan is een bont patroon van moedervlekken, de zogenoemde dysplastische naevi.
Mensen die op jongere leeftijd zijn bestraald voor een huidaandoening lopen een verhoogd risico op huidkanker op en rond de bestraalde plek.
Ook mensen die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, bijvoorbeeld een niertransplantatie, hebben een toegenomen risico om huidkanker (plaveiselcelcarcinoom) te krijgen. Dit komt door de medicijnen die zij vanwege de transplantatie (hebben) moeten gebruiken. Zij moeten voorzorgsmaatregelen in acht nemen bij de blootstelling aan ultraviolette straling.
Huidkanker is, evenals alle andere soorten kanker, niet besmettelijk.
Erfelijke huidkanker
Er zijn 2 vormen bekend van erfelijke aanleg voor huidkanker:
- voor het melanoom: FAMMM-syndroom
- voor het basaalcelcarcinoom: Naevoïd basaalcelcarcinoomsyndroom (NBCCS)
Erfelijk melanoom (FAMMM-syndroom)
Erfelijk melanoom wordt ook wel het FAMMM-syndroom (Familial Atypical Multiple Mole Melanoma) genoemd of het Familiair Dysplastisch Naevussyndroom.
Een kenmerk van het erfelijk melanoom is het voorkomen van veel en afwijkende moedervlekken, waaruit een melanoom kan ontstaan. Een melanoom is een vorm van huidkanker die ontstaat uit pigmentcellen van de huid (zoals moedervlekken).
Elk jaar wordt bij ongeveer 2.850 mensen een melanoom vastgesteld. Ongeveer 5-10% van alle mensen met een melanoom heeft de ziekte gekregen door erfelijke aanleg.
Kenmerken
Erfelijke kanker onderscheidt zich op een aantal punten van niet-erfelijke kanker. Kenmerken van het erfelijk melanoom:
- Melanoom kan erfelijk zijn als meerdere (eerstegraads) verwanten melanoom hebben gehad of als iemand meerdere melanomen krijgt.
- Mensen met een erfelijke aanleg voor melanoom hebben vaak (maar niet altijd!) tientallen onregelmatig begrensde,verschillend gekleurde, grote moedervlekken. Deze moedervlekken kunnen ontaarden in melanomen.
- Erfelijk melanoom ontstaat meestal op relatief jonge leeftijd (vaak tussen 25 en 40 jaar).
Onderzoek naar erfelijkheid
Om vast te stellen of er mogelijk sprake is van erfelijk melanoom, wordt allereerst een medische stamboom van de familie gemaakt. Deskundigen onderzoeken nu of DNA-onderzoek in de praktijk bruikbaar is. Van erfelijk melanoom is deels bekend waar de erfelijke genveranderingen (mutaties) zich kunnen bevinden: het CDKN2A-gen en het CDK4-gen. Mutaties in het CDK4-gen zijn in Nederland nog niet vastgesteld.
Het CDKN2A-gen is betrokken bij de productie van twee eiwitten: p16 en p14ARF. Beide eiwitten spelen een rol bij de celdeling. Door een mutatie in het gen functioneren één of beide eiwitten onvoldoende en raakt de celdeling ontregeld.
Er zijn verschillende mutaties in het gen mogelijk. Meestal functioneert daardoor het eiwit p16 onvoldoende. Het CDKN2A-gen wordt daarom vaak ‘p16’ genoemd. Ook wordt wel eens gesproken van ‘p16 Leiden’. Dat is een mutatie op een specifieke plaats van het CDKN2A-gen.
Bij 40% van de families met een erfelijk patroon van melanoom, is een mutatie in het CDKN2A-gen aantoonbaar. Waarschijnlijk spelen bij erfelijk melanoom daarom mutaties in andere - nog onontdekte - genen ook een rol.
Overerving en risico
Mensen met een erfelijke aanleg voor melanoom hebben een risico van ongeveer 70 - 80% om ooit een melanoom te krijgen. Sommige specifieke mutaties in het CDKN2A-gen gaan samen met een risico van 15-20% om alvleesklierkanker te krijgen.
Controleonderzoek
Regelmatig onderzoek van de huid is bedoeld om kanker zo vroeg mogelijk te ontdekken en te behandelen. Garantie op vroege ontdekking en op genezing geeft het echter niet. Bij een erfelijke aanleg voor melanoom wordt geadviseerd om:
- de huid jaarlijks te laten controleren door een dermatoloog
- zelf de huid eens per twee à drie maanden te bekijken op veranderingen
- de huid spaarzaam en goed beschermd aan zonlicht bloot te stellen.
Behandeling
Als de diagnose melanoom bij u is gesteld, zal uw arts de behandelingsmogelijkheden met u doorspreken. Hierover kunt u ook meer lezen op deze site bij Melanoom en in de brochure Erfelijk melanoom van KWF Kankerbestrijding.
Naevoïd basaalcelcarcinoomsyndroom (NBCCS; erfelijk basaalcelcarcinoom)
Het basaalcelcarcinoom is een vorm van huidkanker van de opperhuid. In ongeveer 75% van alle gevallen van huidkanker gaat het om een basaalcelcarcinoom. Deze vorm van huidkanker groeit zeer langzaam en zaait vrijwel nooit uit.
Er wordt geschat dat elk jaar circa 20.000 nieuwe basaalcelcarcinomen ontstaan. Ongeveer 1-5% van alle mensen met een basaalcelcarcinoom op jonge leeftijd of van de mensen met meerdere basaalcelcarcinomen, heeft de ziekte gekregen door erfelijke aanleg.
Kenmerken
Erfelijke kanker onderscheidt zich op een aantal punten van niet-erfelijke kanker. Kenmerken van het NBCCS-syndroom zijn:
- het voorkomen van een basaalcelcarcinoom op jonge leeftijd
- het voorkomen van meerdere basaalcelcarcinomen
- het voorkomen van andere afwijkingen, waaronder:
- kaakcysten (goedaardige afwijkingen)
- huidafwijkingen van handen en voeten
- een vergroot hoofd
- skeletafwijkingen
- oogafwijking
- goedaardige tumoren van de eierstokken en van het
hart
- kwaadaardige tumor van de kleine hersenen
(medulloblastoom)
NBCCS-syndroom
Van het NBCCS-syndroom is deels bekend waar de erfelijke genveranderingen (mutaties) zich kunnen bevinden: in het PTCH-gen.
Mensen met het NBCCS-syndroom hebben vrijwel 100% kans om één of meerdere kenmerken te ontwikkelen. Families met het NBCCS-syndroom komen op de genoemde afwijkingen in aanmerking voor controleonderzoek.
Een andere naam voor het NBCCS-syndroom is het syndroom van Gorlin.
Behandeling
Als de diagnose basaalcelcarcinoom bij u is gesteld, zal uw arts de behandelingsmogelijkheden met u doorspreken.
Basaalcelcarcinoom
Bij ongeveer 75% van de mensen met huidkanker gaat het om een basaalcelcarcinoom. Deze vorm van huidkanker komt vooral voor bij mensen van 45 jaar en ouder. Maar ook jongere mensen kunnen een basaalcelcarcinoom krijgen. Het basaalcelcarcinoom groeit zeer langzaam en zaait, uitzonderingen daargelaten, nooit uit. Men noemt het daarom ook wel ‘lokaal kwaadaardig’. Het is de minst kwaadaardige vorm van huidkanker. Toch is het belangrijk ook een basaalcelcarcinoom grondig te behandelen. Als er niets aan wordt gedaan, kan het in de diepte doorgroeien en de weefsels onder de huid aantasten. Deze vorm van huidkanker kan het kraakbeen en het bot aantasten.
De kans op genezing wordt dan kleiner, terwijl de behandeling veel moeilijker is.
Verschijnselen
Het basaalcelcarcinoom komt vooral voor in het gezicht. U ziet dan een glad, glazig knobbeltje, dat heel langzaam groeit. Soms zijn daarin verwijde bloedvaatjes te zien. Op den duur ontstaat in het midden een zweertje en daaromheen een rand met een parelachtige glans. Dit zweertje is nogal eens wat nattig en heeft een korstje dat makkelijk open te halen is. Soms valt het korstje er af. Daarna vormt zich weer een nieuw korstje. Wanneer een basaalcelcarcinoom zich op de romp of op de ledematen heeft ontwikkeld, ziet de tumor er vaak uit als een eczeemplekje.
Plaveiselcelcarcinoom
Bij ongeveer 15% van de mensen met huidkanker gaat het om een plaveiselcelcarcinoom. Deze vorm van huidkanker komt vooral voor bij mensen van 60 jaar en ouder. Het plaveiselcelcarcinoom groeit sneller dan het basaalcelcarcinoom. Als er niet behandeld wordt, zaait een plaveiselcelcarcinoom uit. Dat gebeurt meestal via de lymfeklieren in de buurt van de tumor. Het plaveiselcelcarcinoom is daardoor kwaadaardiger dan het basaalcelcarcinoom. Maar als de behandeling vroegtijdig plaats vindt, zijn de vooruitzichten eveneens erg gunstig.
Verschijnselen
Het plaveiselcelcarcinoom komt vooral voor op plaatsen die veel blootstaan aan zonlicht, zoals het gezicht en de rug van de hand. Soms ontaardt een voorstadium van een kwaadaardige afwijking van de huid in een plaveiselcelcarcinoom. Een plaveiselcelcarcinoom ziet er veelal anders uit dan een basaalcelcarcinoom. Meestal begint een plaveiselcelcarcinoom als een rozerood knobbeltje, soms met een schilferend korstje erop. Als dit korstje wordt afgestoten, blijft er een oppervlakkig zweertje achter dat niet geneest. De karakteristieke parelachtige glans en de verwijde bloedvaatjes van het basaalcelcarcinoom ontbreken. Vooral hierdoor kan men het verschil zien tussen het basaalcel- en het paveiselcelcarcinoom.
Een plaveiselcelcarcinoom aan de lippen is nogal eens te herkennen als een beginnende witte plek die langzaam wat dikker wordt en ook korstjes vertoont. Deze vorm van huidkanker is betrekkelijk zeldzaam, maar komt de laatste jaren steeds meer voor. Het melanoom kan op elke leeftijden ontstaan, maar meestal tussen de 30 en 60 jaar.
Melanoom
Een melanoom ontstaat uit de pigmentcellen in de huid, de melanocyten. Meestal zat er op die plaats al een moedervlek. Maar soms ontstaat een melanoom uit pigmentcellen in een volstrekt ‘gave’ huid. Een melanoom groeit betrekkelijk snel en kan zich bovendien in een vrij vroeg stadium uitzaaien. Meestal gebeurt dat naar de lymfeklieren in de buurt van de tumor. Soms zaait het gezwel via het bloed uit naar andere organen, zoals de hersenen, de longen en de lever. Ook kunnen er uitzaaiingen elders in de huid ontstaan.
Verschijnselen
Het melanoom ontstaat bij vrouwen vaker op de romp en de benen, bij mannen op de romp en in het hoofd- / halsgebied. Meestal zijn de eerste verschijnselen van een melanoom veranderingen in een moedervlek.
Deze veranderingen kunnen zijn:
- Asymmetrische (= ongelijkmatige) toename in grootte en/of dikte van de moedervlek.
- Kleurveranderingen: in het begin vaak heel donker, later allerlei kleuren door elkaar.
- Veranderingen van de omtrek van de moedervlek: de rand wordt op een of meer plekken onregelmatig.
- Jeuk.
- Verschijnselen die wat later kunnen optreden, zijn:
- Bloeding.
- Zweervorming met korstjes.
In Nederland wordt naar schatting bij zo’n 36.000 mensen per jaar huidkanker vastgesteld. Bij circa 3.500 van hen gaat het om een melanoom. Voor de puberteit komt het melanoom uiterst zelden voor. Daarna kan het op elke leeftijd ontstaan, maar meestal tussen de 30 en 60 jaar. Het melanoom komt de laatste jaren steeds meer voor. Meer vrouwen dan mannen krijgen een melanoom. Tegenwoordig wordt bij de meeste patiënten een melanoom in een vroeg stadium vastgesteld. Melanoom betekent letterlijk: zwart gezwel. Een melanoom ontstaat uit de pigmentcellen in de huid, de melanocyten. Meestal zat er op die plaats al een moedervlek. Maar soms ontstaat een melanoom uit pigmentcellen in een volstrekt ‘gave’ huid.
Melanomen ontstaan dus niet alleen uit moedervlekken. Een melanoom groeit vervolgens door in de diepere lagen van de huid. Melanomen kunnen zich overal in de huid ontwikkelen. Bij vrouwen komen deze huidtumoren iets vaker voor op de romp en de benen, bij mannen op de romp en in het hoofd/halsgebied. Ook op behaarde plaatsen, zoals de hoofdhuid, of op de handpalmen en voetzolen kan men een melanoom aantreffen. Bij uitzondering ontstaat een melanoom in een orgaan (bijvoorbeeld in de slokdarm, neusholte, anus of vagina). Dit komt doordat in elk orgaan geringe aantallen melanocyten voorkomen. Het melanoom kan ook voorkomen in het slijmvlies van de oogleden en in het (oog) zelf.
Premaligne afwijkingen van de huid
Er zijn verschillende afwijkingen die nog geen huidkanker zijn, maar dit wel kunnen worden. We noemen dat een ‘premaligne’ aandoening. Deze huidaandoening komt voornamelijk voor bij oudere mensen.
Premaligne aandoeningen ontstaan meestal onder invloed van te veel ultraviolette straling. De voornaamste premaligne aandoening is actinische keratose. Actinisch betekent: ontstaan door ultraviolette straling. Een keratose is een hoornig plekje dat een beetje op een wrat of een eczeemplekje lijkt. De huid voelt wat rasperig aan. Soms ontstaat er een klein wondje, vooral door te krabben. Dit komt omdat de hoornlaag vrij vast zit en zich niet als een korstje laat afkrabben. Een premaligne aandoening kan ontaarden in een plaveiselcelcarcinoom. Dit gebeurt niet vaak. Toch is het goed met deze mogelijkheid rekening te houden. Ook met deze huidafwijking is het daarom verstandig om naar uw huisarts te gaan.
Onderzoek
Als u met een huidaandoening bij uw huisarts komt, zal hij de ernst van de verandering in de huid beoordelen en het plekje eventueel verwijderen. Ook kunt u worden verwezen naar een huidarts (dermatoloog) of een chirurg. Heeft de specialist het vermoeden dat er sprake is van huidkanker, dan zal er een stukje van het weefsel moeten worden verwijderd. Meestal gebeurt dit onder plaatselijke verdoving. Deze ingreep noemt men een biopsie.ls de specialist aanwijzingen heeft dat er sprake kan zijn van een melanoom, zal de tumor in zijn geheel worden weggehaald. Een patholoog onderzoekt het verkregen weefsel onder de microscoop: histologisch onderzoek. Alleen door dit onderzoek is definitief vast te stellen of het om kanker gaat. Is het kanker, dan kan de patholoog tegelijkertijd vaststellen welke vorm van huidkanker het betreft Wanneer u bloedverdunnende medicijnen gebruikt moet u dit melden aan de degene die de behandeling uitvoert.
Behandeling
De meest toegepaste behandelingen bij huidkanker zijn:
operatie (chirurgie)
- Bevriezing
- Wegbranden
- bestraling (radiotherapie)
Welke behandeling u krijgt, is afhankelijk van de vorm van huidkanker, de plaats en grootte van de tumor en uw leeftijd en conditie. De ervaring die uw behandelend arts heeft met een bepaalde behandeltechniek speelt ook een rol. En ook met uw wensen wordt rekening gehouden.
Voorop staat natuurlijk dat de behandeling de best mogelijke kansen op herstel moet geven. Opvallende littekens kunnen eventueel in tweede instantie worden gecorrigeerd.
Operatie (chirurgie)
Bij een operatie verwijdert de specialist de tumor in zijn geheel. Meestal gebeurt dat onder verdoving van de plek rondom de tumor. Een ziekenhuisopname is zelden nodig. Narcose kan nodig zijn als de tumor behoorlijk groot is of diep is ingegroeid. Een patholoog gaat in het laboratorium na of het kwaadaardige weefsel in zijn geheel is verwijderd.Soms is een uitgebreide operatie noodzakelijk om de tumor helemaal te kunnen verwijderen. Het kan zijn dat de chirurg de operatiewond niet direct kan sluiten omdat hij een grote hoeveelheid huid moet wegnemen.
De arts herstelt de plaats waar het weefsel is weggenomen door een stukje huid te transplanteren. Doorgaans gebruikt hij hiervoor een stukje huid van het bovenbeen of van achter het oor.
Bevriezing
Bevriezing of cryotherapie past men veel toe bij wratten (goedaardig) en bij (kwaadaardige) kleine en oppervlakkige huidtumoren. Door een eenmalige bevriezing met vloeibare stikstof worden de tumorcellen gedood. Er ontstaat een vriesblaar en vervolgens een nattende wond.
Na enkele weken is de wond weer geheeld. Er blijft een klein litteken over. Voor deze behandeling wordt de huid meestal eerst plaatselijk verdoofd.
Wegbranden
Huidtumoren kunnen, net als wratten, eenmalig worden ‘weggebrand’. Artsen noemen dit coagulatie. Omdat dit wegbranden meestal elektrisch gebeurt, spreekt men ook wel over elektrocoagulatie. De te behandelen plek wordt eerst plaatselijk verdoofd.
Bestraling (radiotherapie)
Bestraling vindt plaats bij tamelijk vergevorderde tumoren waarbij chirurgie niet haalbaar is. Het kan een goed alternatief zijn voor chirurgie, maar duurt veel langer. ommige patiënten met een plaveiselcelcarcinoom krijgen na de operatie een bestralingsbehandeling, ook al zijn er nog geen uitzaaiingen gevonden. estraling wordt ook toegepast als de tumor zich over een groter gebied uitstrekt, zodat verwijderen technisch lastig wordt. Een beslissing over bestralen of opereren wordt genomen door de chirurg en radiotherapeut samen.
Nieuwe ontwikkelingen
Een nieuwe behandeling is de fotodynamische therapie, een soort lichttherapie. Deze behandelmethode wordt meer en meer toegepast, vooral bij actinische keratose en het oppervlakkig groeiend basaalcelcarcinoom.
Toepassing
Bij het basaalcelcarcinoom kan elk van de genoemde behandelmethoden worden toegepast. Mensen met een plaveiselcelcarcinoom krijgen meestal een operatie of worden bestraald. Een enkele keer wordt bevriezing toegepast. ls er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren in de buurt van het gezwel, worden deze operatief verwijderd of bestraald. ensen met een melanoom worden meestal geopereerd. Dat gebeurt doorgaans onder verdoving van het gebied rondom de tumor, soms onder narcose. itzaaiingen in de lymfeklieren moeten operatief worden verwijderd. Als er uitzaaiingen in andere organen zijn, bekijkt men welke behandeling eventueel mogelijk is. Een actinische keratose behandelt men vrijwel altijd met bevriezing en/of een crème die een celdodend middel bevat. a de behandeling blijft u nog een aantal jaren onder controle bij uw specialist. Daar zijn verschillende redenen voor. ij een aantal patiënten komt de ziekte op de behandelde plaats weer terug. De behandeling is bij hen niet afdoende geweest. Daarnaast ontstaan bij ongeveer 20 tot 50% van de patiënten na verloop van tijd een of meer nieuwe tumoren. Dat komt doordat de huid in de loop der jaren op meer dan een plek door ultraviolette straling kan zijn beschadigd. a de behandeling van een basaalcelcarcinoom blijft u meestal twee tot vijf jaar onder controle. Aangezien na de behandeling van een plaveiselcelcarcinoom of een melanoom het risico van uitzaaiingen nog lang aanwezig is, is de controleperiode bij deze ziekten vrij lang: doorgaans vijf tot tien jaar. n ziekenhuis St Jansdal hebben we gekozen voor om en om: de ene keer controle door de chirurg, de volgende keer door de dermatoloog.
Indien u een sterk verhoogd risico op huidkanker heeft, is levenslange controle nodig. Tijdens de controle bekijkt uw specialist, in dit geval de dermatoloog, het littekengebied en beoordeelt uw huid op eventuele nieuwe verdachte plekjes. Als u behandeld bent voor een plaveiselcelcarcinoom of melanoom, controleert uw specialist ook de regionale (lymfeklieren). Dat zijn de lymfeklieren waar eventuele kankercellen als eerste langskomen.
Na bestraling controleert de bestralingsarts de eerste twee jaar ook zelf zijn/haar patiënten.
Wat u zelf kunt doen
Naast de controle van uw huid door de specialist doet u er goed aan ook zelf uw huid in de gaten te houden. Het is beslist niet nodig uw huid elke dag te onderzoeken. Eens in de twee à drie maanden uw huid nauwkeurig op veranderingen bekijken, is voldoende.
Daarbij moet u letten op:
- Veranderingen in en rond het litteken.
- Nieuwe plekjes op een tot dan toe gave huid.
- Veranderingen in reeds bestaande plekjes.
Voor patiënten die zijn behandeld vanwege een plaveiselcelcarcinoom of een melanoom, afhankelijk van de plaats van de behandelde tumor:
- Zwellingen van klieren in bijvoorbeeld de hals, de oksels of de liezen.
Als u een of meer van deze veranderingen opmerkt, kunt u het beste contact opnemen met uw huisarts of eerder een afspraak bij uw specialist maken.
Risico beperken
Voor de lange termijn kunt u het risico op een nieuwe huidtumor beperken door zo voorzichtig mogelijk te zijn met blootstelling van uw huid aan ultraviolette straling. Dit geldt vooral als u een lichte huid heeft.
Enkele adviezen:
- Draag in de volle zon kleding en een zonnehoed, pet of zonneklep. Als u, bijvoorbeeld beroepsmatig, toch veel en langdurig in de zon komt, kunt u het beste uw armen en benen bedekt houden.
- Vermijd de zon zo veel mogelijk tussen 12.00 en 15.00 uur (zomertijd). Dan is de ultraviolette straling namelijk het sterkst.
- Het is raadzaam tijdens zonnige perioden een anti-zonnebrandmiddel met een hoge beschermingsfactor te gebruiken
Onderzoek naar nieuwe behandelingen
Artsen en onderzoekers proberen behandelingen van kanker te verbeteren. Daarvoor is onderzoek nodig, ook bij mensen met deze soort kanker. Een verbeterde behandeling vernietigt meer kankercellen en/of heeft minder bijwerkingen of andere nadelige gevolgen. In ziekenhuis St Jansdal worden patiënten voor wetenschappelijk onderzoek soms verwezen naar een academisch (universitair) centrum.
Instemming met deelname
Deelname aan een onderzoek naar een nieuwe behandeling is geheel vrijwillig. U bepaalt zelf of u wel of niet meedoet en pas nadat u uitvoerige informatie heeft gekregen. Meedoen aan een onderzoek kan emotioneel belastend voor u zijn. Bijvoorbeeld als u wordt uitgeloot voor de nieuwe behandeling. ls u meedoet, dan maakt u dat kenbaar door het ondertekenen van een formulier. Die instemming heet ‘informed consent’. Dat betekent dat u uw besluit om mee te doen genomen heeft op basis van voldoende en begrijpelijke informatie. handtekening betekent niet dat u uw deelname niet meer kunt terugdraaien. U heeft op elk moment het recht en de mogelijkheid om uw deelname te beëindigen. Wel is het verstandig eerst met uw specialist te spreken voordat u stopt. Het plotseling staken van een behandeling kan namelijk bepaalde risico’s hebben.
Geneeskansen
De vijfjaarsoverlevingscijfers voor huidkanker lopen sterk uiteen omdat ze afhankelijk zijn van de vorm van huidkanker.Van patiënten met een basaalcelcarcinoom geneest bijna 100%. Bij het plaveiselcelcarcinoom ligt het genezingspercentage op meer dan 90%. Bij het melanoom is de kans op overleving groot als de tumor vroeg is ontdekt en behandeld. Hoe dunner het melanoom, hoe groter die kans. Bij ongeveer 80% van de patiënten komt de ziekte binnen vijf jaar niet terug. Bij patiënten met een uitzaaiing in de lymfeklier wordt de overlevingskans kleiner. Wanneer melanoomcellen via het bloed in andere organen zijn terechtgekomen, bekijkt uw specialist of behandeling eventueel mogelijk is. De behandeling is dan vooral gericht op het remmen van de ziekte en/of het beperken van de klachten. Overlevingspercentages voor een groep patiënten zijn niet zomaar naar uw individuele situatie te vertalen. Wat u persoonlijk voor de toekomst mag verwachten, kunt u het beste met uw behandelend arts bespreken.
Uitzaaiingen
Van een kwaadaardige tumor kunnen cellen losraken. Die kankercellen kunnen via het bloed en/of de lymfe elders in het lichaam terechtkomen en ook daar uitgroeien tot gezwellen. Dit zijn uitzaaiingen (metastasen) Dus, als bijvoorbeeld iemand met darmkanker (later) ook een tumor in de longen heeft, gaat het vrijwel nooit om longkanker, maar om darmkankercellen in de longen. Deze worden ook als darmkanker behandeld.
Het lymfestelsel
Kankercellen kunnen worden verplaatst via het bloed en/of de lymfe. Het systeem van bloedvaten is u waarschijnlijk wel bekend. Hoe het lymfestelsel eruit ziet en werkt, kunt u hier lezen. et lymfestelsel bestaat uit lymfevaten, lymfeklieren en lymfeklierweefsel dat zich in verschillende organen bevindt. p de illustratie wordt het lymfestelsel schematisch weergegeven.
Het lymfestelsel speelt een belangrijke rol bij de afweer van ons lichaam. Onze afweer verdedigt ons tegen virussen, bacteriën en andere organismen die ons ziek kunnen maken.
Lymfevaten vormen de kanalen van het lymfestelsel. Deze vaten worden vanuit het lichaamsweefsel gevuld met een kleurloze vloeistof: lymfe. De lymfe neemt vocht en afvalstoffen uit het lichaam op. Via steeds grotere lymfevaten komt de lymfe uiteindelijk in de bloedbaan terecht. Voordat de lymfe in het bloed komt, passeert zij ten minste één lymfeklier.
Lymfeklieren zijn de zuiveringsstations van het lymfestelsel: daarin worden ziekteverwekkers - vooral bacteriën en virussen - onschadelijk gemaakt. Op diverse plaatsen in ons lichaam komen groepen lymfeklieren voor, de ‘lymfeklierregio’s’. Deze bevinden zich onder andere in de hals, in de oksels, langs de luchtpijp, bij de longen, bij de darmen en achter in de buikholte, in de bekkenstreek en in de liezen. Lymfeklierweefsel komt - behalve in de lymfeklieren - ook voor in andere organen, zoals in de keelholte, de milt, de darmwand en het beenmerg.
Kankercellen kunnen losraken van een tumor en in een lymfevat terechtkomen. In de lymfeklier(en) waar de kankercellen als eerste langskomen, kan dan een nieuwe tumor ontstaan: een uitzaaiing.
De huid
Onze huid heeft verschillende taken:
- De huid beschermt ons lichaam, bijvoorbeeld tegen infecties en ultraviolette straling (UV).
- Via de huid kunnen we signalen uit de omgeving waarnemen: pijn-, tast- en warmteprikkels worden via de huidzenuwen naar onze hersenen gevoerd. Daar worden deze prikkels omgezet in gevoel.
- Ten slotte is de huid van groot belang voor het regelen van de lichaamstemperatuur. De zweetklieren in de huid leveren hieraan een belangrijke bijdrage. De huid van ons lichaam bestaat uit drie lagen. De bovenste laag heet de opperhuid, de middelste de lederhuid en de onderste het onderhuids bindweefsel (zie illustratie).
De opperhuid bestaat grotendeels uit twee soorten cellen:
- basale cellen;
- plaveiselcellen.
Verder bevinden zich in de opperhuid onder meer pigmentcellen: de melanocyten.
De lederhuid bestaat uit bindweefsel, ook wel steunweefsel genoemd. Daarin bevinden zich onder meer: zweetklieren, haarwortels met talgklieren, bloed- en lymfevaten, zintuigcellen en zenuwuiteinden.Het onderhuids bindweefsel dient hoofdzakelijk als steunweefsel en bestaat voornamelijk uit vetcellen. De basale cellen vormen de onderkant van de opperhuid. Daar ontstaan nieuwe huidcellen. In de loop van ongeveer een maand schuiven deze nieuwe cellen naar boven en in die tijd veranderen zij van vorm. In het begin zijn zij rond of ovaal, daarna worden zij hoekiger en ten slotte worden zij ook platter. Men spreekt dan van plaveiselcellen.
Uiteindelijk verhoornen de plaveiselcellen en sterven zij af. Dit dode, verhoornde materiaal (hoornlaag) wordt daarna afgestoten in de vorm van schilfertjes. De aanmaak van nieuwe cellen en de afstoting van dood materiaal houden elkaar in een voortdurend evenwicht. De pigmentcellen of melanocyten bevinden zich eveneens in de onderste laag van de opperhuid. Onder invloed van ultraviolette straling uit bijvoorbeeld zonlicht of zonneapparatuur vormen melanocyten het bruine huidpigment. Bij een huid die bruint, wordt dit pigment afgegeven aan de andere cellen in de opperhuid. Onze haren en nagels groeien vanuit uitstulpingen van de opperhuid die diep in de lederhuid zijn gelegen.
Wilt u meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van wat u hier gelezen heeft, blijf daar dan niet mee lopen. Vragen over uw persoonlijke situatie kunt u het beste bespreken met uw specialist of huisarts. Vragen over medicijnen kunt u ook stellen bij uw apotheek.
KWF Kankerbestrijding
Patiënten en hun naasten met vragen over de behandeling, maar ook met zorgen of twijfels, kunnen bellen met de gratis KWF Kanker Infolijn, T 0800 - 022 66 22
(ma t/m vr 9.00 - 12.30 uur en 13.30 - 17.00 uur)
Op deze site vindt u recente informatie over allerlei aspecten van kanker.
Deze informatie kunt u ook downloaden. U kunt ook gebruik maken van de mailservice. U kunt dan op het tijdstip dat het u het beste uitkomt een vraag stellen aan de voorlichters.
De voorlichters van de KWF Kanker Infolijn kunt u ook spreken op het kantoor:
Delflandlaan 17, Amsterdam (ma t/m vr 9.00 - 17.00 uur)
U kunt daarvoor het beste van tevoren even een afspraak maken.
Via het portaal www.kanker.info kunt u ook snel en gericht naar betrouwbare informatie over kanker zoeken. Het portaal is een gezamenlijk initiatief van KWF Kankerbestrijding, de Vereniging van Integrale Kankercentra (VIKC) en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK).
Het verbindt de informatie die al voorhanden is op de sites van deze drie organisaties. Daarnaast zijn er links naar andere sites die u ook actuele, betrouwbare en relevante informatie bieden.
Brochures en internetteksten
We hebben over veel onderwerpen gratis aparte brochures of teksten op onze website beschikbaar, waaronder:
- Melanoom
- Non-Hodgkin-lymfomen
- Radiotherapie
- Verstandig zonnen, minder kans op huidkanker
- Onderzoek naar nieuwe behandelingen van kanker
- Aanvullende of alternatieve behandelingen bij kanker
- Kanker… in gesprek met je arts
- Registratie van kanker: van groot belang (© VIKC)
KWF Informatiemap
KWF Kankerbestrijding heeft voor mensen met kanker een map gemaakt met algemene informatie over het vaststellen en hebben van kanker. Wij willen hiermee nieuwe patiënten helpen bij hun zoektocht naar actuele en betrouwbare informatie. Informatie die steun kan bieden in een onzekere situatie.
De map bevat onder andere:
- de brochure ‘Kanker… in gesprek met je arts’;
- de brochure ‘Verder leven met kanker’;
- een exemplaar van het KWF-magazine ‘OverLeven’
informatie over kankerpatiëntenorganisaties;
de dvd ‘Kanker…. en dan?’ met ervaringen van mensen met kanker.
Bestellen
U kunt via de site of de KWF Kanker Infolijn 7 dagen per week, 24 uur per dag kosteloos de voorlichtingsmaterialen bestellen.
Andere nuttige adressen:
Integrale kankercentra
In Nederland zijn negen integrale kankercentra (ikc’s). Deze centra bieden ondersteuning aan zorgverleners en patiëntenorganisaties in hun regio. De ikc’s hebben als taak om behandeling, zorg en onderzoek naar nieuwe behandelingen van kanker te verbeteren. De centra organiseren ook activiteiten voor patiënten. Kijk voor meer informatie op http://www.iKCnet.nl/.
Nederlandse Federatie van
Kankerpatiëntenorganisaties (NFK)
Binnen de NFK werken 24 patiëntenorganisaties samen. Zij geven steun en informatie, en komen op voor de belangen van (ex-)kankerpatiënten en hun naasten. De NFK werkt eraan om hun positie in zorg en maatschappij te verbeteren. De NFK en de kankerpatiëntenorganisaties werken samen met en worden gefinancierd door KWF Kankerbestrijding.
NFK
Postbus 8152, 3503 RD Utrecht
T (030) 291 60 90
bureau@nfkpv.nl
http://www.kankerpatient.nl