Na bijna elke operatie krijgt u last van pijn. Hoe lang en hoe erg de pijn is, hangt af van de soort operatie. Pijn na een operatie kan worden behandeld met medicijnen. Er zijn verschillende soorten medicijnen die op verschillende manieren gegeven kunnen worden, zoals in een tablet, zetpil of via een injectie. Soms, bijvoorbeeld na operaties aan de longen, buik of benen, of andere operaties waarbij veel pijn verwacht wordt, kan gekozen worden voor 'epidurale pijnbestrijding'. Welke manier van pijnbestrijding ook wordt gekozen, de pijn zal vaak niet helemaal weggaan. Het doel is om de pijn zo te verminderen dat u het goed kunt verdragen.
Doel epiduraal katheter
Bij epidurale pijnbestrijding plaatst de anesthesioloog vlak voor de operatie een dun slangetje (de epiduraal katheter) in uw rug. Deze wordt geplaatst tussen twee wervels. Via dit slangetje kan de anesthesioloog medicijnen inspuiten. Dit gebeurt tijdens de operatie als er gekozen is voor een combinatie van narcose en plaatselijke verdoving. Het voordeel van deze combinatie is dat de narcose minder sterk hoeft te zijn, waardoor u minder kans hebt op bijwerkingen.
Tijdens of na de operatie wordt een pompje aangesloten op de epiduraal katheter. Dit pompje geeft continu kleine hoeveelheden medicijnen tegen de pijn. De epiduraal katheter helpt dus zowel tijdens de operatie bij de narcose als na de operatie bij pijnbestrijding.
Bij sommige operaties, zoals aan de benen, is volledige narcose niet nodig. De operatie kan dan gedaan worden met plaatselijke verdoving. In dat geval kan gekozen worden voor een combinatie van een epiduraal katheter met 'spinaal anesthesie'. Deze worden allebei via een ruggenprik gegeven. De epiduraal katheter wordt dan alleen gebruikt voor pijnbestrijding na de operatie.
Gang van zaken
Voor de operatie heeft u een afspraak met de anesthesioloog. Tijdens deze afspraak bespreken we welke verdoving het beste voor u is. Op de dag van de operatie krijgt u een blaaskatheter voordat u naar de operatiekamer gaat. Dit is nodig omdat het tijdens de epidurale pijnbestrijding moeilijk kan zijn om zelf te plassen. Ook voor de operatie zelf is een blaaskatheter vaak belangrijk.
In de operatiekamer wordt vlak voor de operatie de epiduraal katheter in uw rug geplaatst. Daarna wordt het pompje met medicijnen aangesloten op de katheter. Na de operatie gaat u met het pompje terug naar uw kamer. Als het mogelijk is, mag u in bed vrij bewegen. Onder begeleiding van een verpleegkundige mag u op een stoel zitten. U mag echter niet lopen, omdat u duizelig kunt worden of tijdelijk minder kracht of gevoel in uw benen kunt hebben.
Het pompje blijft meestal 48 uur na de operatie aangesloten. Daarna wordt de epiduraal katheter verwijderd, wat geen pijn doet. Als u daarna nog pijn heeft, kunt u andere pijnstillers krijgen.
Het inbrengen van de epiduraal katheter
Voordat de epiduraal katheter wordt geplaatst, krijgt u eerst een infuusnaaldje in uw hand of onderarm. Daarna wordt u gevraagd om op de operatietafel te gaan zitten. Uw rug wordt gedesinfecteerd met jodium. De anesthesioloog zoekt dan de juiste plek op uw rug. Bij een longoperatie wordt er hoog in de rug geprikt, ter hoogte van de schouderbladen. Bij een operatie aan de buik of benen gebeurt dit lager, net onder de ribben.
Eerst krijgt u een prik om de huid te verdoven. Dit voelt vaak even branderig aan, maar dat gaat snel weg. Daarna brengt de anesthesioloog een naald in op de verdoofde plek om de juiste plaats in het wervelkanaal te vinden. Dit kan een beetje druk geven in uw rug. Vervolgens wordt via de naald de katheter ingebracht. Soms voelt dit als een klein schokje in het bekken of de benen. De naald wordt dan verwijderd en de katheter wordt met pleisters vastgeplakt op uw rug.
De katheter loopt via de schouder naar de buik. Nu kunnen er medicijnen via de katheter worden gegeven, of het pompje kan worden aangesloten. Daarna gaat u weer liggen op de operatietafel.
Bijwerkingen
Via de epiduraal katheter worden meestal twee soorten medicijnen gegeven. Elk medicijn werkt op een andere manier en kan verschillende bijwerkingen hebben. Door beide medicijnen te gebruiken, kunnen we de hoeveelheid van elk medicijn verminderen en zo de kans op bijwerkingen verkleinen. Na de operatie kunnen de volgende klachten optreden:
- Verdoofd of zwaar gevoel in de benen (bij longoperaties in de armen). Als dit vervelend is, kan het pompje lager worden gezet of tijdelijk worden stopgezet. Zodra het pompje stopt, verdwijnt dit gevoel meestal binnen enkele uren.
- Moeite met plassen. Daarom krijgt u altijd een blaaskatheter.
- Misselijkheid en braken. Deze klachten kunnen door de operatie komen of door de medicijnen die via de katheter worden gegeven. Eerst worden medicijnen tegen misselijkheid gegeven. Soms is het nodig om de epidurale pijnbestrijding eerder te stoppen.
- Jeuk over het hele lichaam. Dit komt zelden voor, maar kan meestal goed worden behandeld met mentholpoeder.
-
Aanhoudende pijnklachten. Eerst wordt de stand van het pompje verhoogd. Als dat niet genoeg helpt, kunnen extra pijnstillers worden gegeven.
Tot slot
Voor vragen kunt u terecht bij de anesthesioloog voor de operatie of bij de verpleegkundige tijdens uw opname in het ziekenhuis.