Binnenkort heeft u een afspraak voor een onderzoek waarvoor u nuchter moet zijn. Dit betekent dat u langere tijd voor de afspraak niet mag eten. Tijdens de voorbereidingsdagen kunt u last krijgen van te hoge of te lage bloedglucosewaarde. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen adviseren wij de voor u geldende instructies nauwkeurig op te volgen. Dit naast de andere voorbereidingen die u voor het onderzoek moet treffen (zie de folders over het desbetreffende onderzoek).
Algemeen advies
- Heeft u een insulinepomp neem dan contact op met uw eigen diabetesbehandelaar.
- Mensen met diabetes mellitus type 1 kunnen NOOIT zonder insuline.
- Gebruikt u insuline en heeft u weleens hypo’s (lage bloedglucose)? Neem druivensuikertabletten mee!
- Neem (indien van toepassing) uw eigen insulinepennen en glucosemeter mee.
- Heeft u nog vragen, neem dan contact op met uw eigen diabetesbehandelaar (bij voorkeur zeven dagen voor het onderzoek).
Röntgenonderzoek en metformine
Gebruikt u metformine en krijgt u een röntgenonderzoek waarbij u een jodiumhoudend contrastmiddel in een bloedvat toegediend krijgt? Dan moet u tijdelijk stoppen met het gebruik van metformine. Afhankelijk van uw nierfunctie geldt dit voor enkele dagen. Het is mogelijk dat u extra bloed moet laten prikken na het onderzoek om te bepalen wanneer u de metformine weer kunt hervatten. Mocht de waarde onder een bepaalde norm zijn, dan wordt er overlegd met de contrastpoli of u mogelijk de metformine enkele dagen moet staken.
Röntgenonderzoek en glucosesensor/insulinepomp
Afhankelijk van uw soort insulinepomp en/of glucosesensor en het onderzoek, moeten de pomp/sensor net voor het onderzoek afgekoppeld worden. Tijdens de MRI moet de sensor verwijderd worden en de insulinepomp afgekoppeld. Bij een CT-scan hoeft dit niet altijd (wel pomp afkoppelen). Breng na het onderzoek een nieuwe sensor/POD aan. U kunt met de leverancier overleggen of u in aanmerking komt voor een extra sensor in verband met het onderzoek.
Meld bij de medewerker van de afdeling dat u een sensor/insulinepomp heeft en overleg bij twijfel. Neem uw reader/telefoon mee.
Wat kunt u doen als u verschijnselen van een hypo krijgt?
Krijgt u verschijnselen van een hypo (lage bloedsuiker), zoals honger, beven, zweten, een trillerig gevoel, bleekheid, wazig zien, hoofdpijn en duizeligheid en een bloedsuiker lager dan 4.0 mmol/l? Neemt u dan 5-7 tabletten druivensuiker. U kunt ook één glas limonade drinken, gemaakt van 35 ml ranja (ongeveer 3 eetlepels) aangelengd met water.
Algemeen advies voor controle bloedglucose (voor de mensen met insuline behandeling)
Belangrijk is de controle van uw bloedglucose. In de tabellen hieronder ziet u wat u moet doen als uw bloedglucose te hoog of te laag is. Kijk in desbetreffende folder of u vast of vloeibaar voedsel mag. Voor extra informatie over de koolhydraten: https://www.stjansdal.nl/folders/koolhydratenlijst
Bloedglucosecontrole de dag vóór het onderzoek
Waarde bij controle voor de nacht | Actie |
Lager dan 4 mmol/l |
|
Tussen 4 en 7 mmol/l |
15 gram koolhydraten = 1 portie fruit/sap of 1 snee brood met hartig beleg of schaaltje suikervrije vla |
Hoger dan 7 mmol/l | Ga rustig slapen |
Hoger dan 15 mmol/l |
Bijspuiten volgens uw eigen bijspuitschema. Indien u corrigeert, controleer na 2 uur uw glucosewaarde |
Bloedglucosecontrole gedurende de dag ván het onderzoek
Tijdstip | Bloedglucosewaarde | Actie |
Dagcurve prikken:
|
Lager dan 4 mmol/l (hypo)
Tussen 4 en 10 mmol/l
Tussen 10 en 15 mmol/l
Hoger dan 15 mmol/l |
5 tot 7 tabletten druivensuiker of 35 ml ( =3 eetlepels) ranja aangemengd met water (ranja passeert de maag snel en is geen belemmering voor het onderzoek)
Goed
Accepteren Uitzondering: Diabetes type 1, eigen bijspuitschema hanteren of wat is afgesproken met diabetesteam
Indien mogelijk zelf bijregelen |
1. Bloedglucoseverlagende tabletten en/ of GLP1-analoog
Dag vóór het onderzoek: u kunt uw tabletten/injectie op de gebruikelijke tijd innemen/injecteren.
- Gebruikt u insuline, kijk dan ook bij hoofdstuk 2
- GLP-1 injectie kunt u een dag overslaan
Tabel 1.1: Dag ván het onderzoek
Onderzoek vindt plaats vóór13.00 uur | Dosering |
Vóór het onderzoek: u bent nuchter vanaf 22.00 uur (dag ervoor) |
Bij het ontbijt: geen tabletten innemen |
Na het onderzoek: |
Bij 1 keer daags gebruik van tabletten:
Als u de tabletten vaker per dag gebruikt:
|
Tabel 1.2:
Onderzoek vindt plaats ná 13.00 uur | Dosering |
Voor het onderzoek: U mag tot 07.30 uur nog een licht ontbijt gebruiken. |
Bij het ontbijt: geen tabletten innemen. |
Na het onderzoek: |
Bij het avondeten: gebruikelijke dosering hervatten (niet inhalen). |
Tabel 1.3: Overzicht orale bloedglucoseverlagende medicijnen (tabletten)
Soort preparaat | Generieke naam / Merknaam |
? Glucosidasremmer |
|
Biguanide |
|
Sulfonylureumderivaten |
|
Meglitiniden |
|
Thiazolidinedionen |
|
SGLT2- remmers |
|
DPP-4 remmers |
|
GLP-1 |
|
Tabel 1.4. Gebruikt u één van onderstaande GLP-1 injecties? Dan gebruikt u uw medicijnen zoals u gewend bent.
Dulaglutide (Trulicity) Exenatide (Byetta, Bydureon) Liraglutide (Victoza, Saxenda) Lixisenatide (Lyxumia) Semaglutide (Ozempic) |
2. Insuline éénmaal daags langwerkend insuline of een combinatie van 1dd insuline en GLP1-analoog
Dag vóór het onderzoek:
Indien u gewend bent om de langwerkende insuline:
- ‘s ochtends te injecteren, dan kunt u de gebruikelijke hoeveelheid injecteren.
- ’s avonds te injecteren, dan dient u 75 % (¾) van de gebruikelijke hoeveelheid te injecteren.
Tabel 2.1: Dag ván het onderzoek
Onderzoek vindt plaats vóór 13.00 uur | Dosering |
Vóór het onderzoek: U bent nuchter vanaf 22.00 uur (dag ervoor) |
|
Na het onderzoek: |
|
Tabel 2.2.
Onderzoek vindt plaats ná 13.00 uur | Dosering |
Vóór het onderzoek: U mag tot 07.30 uur nog een licht ontbijt gebruiken. |
Bij het ontbijt:
|
Na het onderzoek: |
Als u de insuline normaal in de avond injecteert hervat u de gebruikelijke dosering op het gebruikelijke tijdstip. |
Tabel 2.3. Overzicht langwerkende insuline, tijdstip van injecteren: 1 keer per dag (of ontbijt of avondeten of voor slapen).
Soort insuline | Generieke naam/ merknaam |
Middellang |
|
Langwerkend |
|
Ultra-Langwerkend |
|
Combinatie insuline en GLP-1ra |
|
3. Insuline tweemaal daags: mix-insuline
Dag vóór het onderzoek:
- Bij het ontbijt de gebruikelijke insulinedosering.
- Bij het avondeten kunt u 75% (¾) van uw gebruikelijke dosis injecteren.
Dag ván het onderzoek:
Tabel 3.1
Onderzoek vindt plaats vóór 13.00 uur | Dosering |
Vóór het onderzoek: u bent nuchter vanaf 22.00 uur (dag ervoor) |
|
Na het onderzoek: |
|
Tabel 3.2:
Onderzoek vindt plaats ná13.00 uur | Dosering |
Voor het onderzoek: u mag tot 07.30 uur nog een licht ontbijt gebruiken. |
Bij het ontbijt: 50 % (1/2) van de gebruikelijke ochtenddosering |
Na het onderzoek: | Bij het avondeten: gebruikelijke dosering. |
Tabel 3.3 Overzicht van mix insulines, tijdstip van injecteren: 2 keer per dag (ontbijt en avondeten)
Soort insuline | Generieke naam / merknaam |
Mix insulines |
|
4. Insuline viermaal daags: kortwerkend insuline icm éénmaal daags langwerkende insuline
Dag vóór het onderzoek:
Indien u gewend bent om de:
- langwerkende insuline ‘s ochtends te injecteren, dan kunt u de gebruikelijke hoeveelheid injecteren.
- langwerkende insuline ’s avonds te injecteren, dan dient u 75% (3/4) van de gebruikelijke hoeveelheid te injecteren.
Dag ván het onderzoek:
Tabel 4.1
Onderzoek vindt plaats vóór13.00 uur | Dosering |
Voor het onderzoek: u bent nuchter vanaf 22.00 uur (dag ervoor) |
Bij langwerkende insuline in de ochtend:
Geen ontbijt = Geen kortwerkende insuline. |
Na het onderzoek: |
Langwerkende insuline in de avond:
Kortwerkende insuline: gebruikelijke dosering hervatten bij de maaltijden. |
Tabel 4.2:
Onderzoek vindt plaats ná13.00 uur | Dosering |
Voor het onderzoek: U mag tot 07.30 uur nog een licht ontbijt gebruiken. |
Bij langwerkende insuline in de ochtend:
Kortwerkende insuline:
|
Na het onderzoek: |
Langwerkende insuline in de avond:
Kortwerkende insuline:
|
Tabel 4.3. Overzicht van kortwerkende (voor iedere maaltijd en zonodig voor correctie) en langwerkende insuline (1 keer daags)
Kortwerkende insuline | Generieke naam / merknaam |
Zeer ultra-kortwerkend |
|
Ultra-kortwerkend |
|
Kortwerkend |
|
Langwerkende insuline | Generieke naam/ merknaam |
Middellang |
|
Langwerkend |
|
Ultra-Langwerkend |
|
5. Subcutane Insulinepomp (CSII)
Neem altijd contact op met uw eigen diabetesverpleegkundige of behandelend arts voor een individueel advies.
Algemeen: in principe hoeft u de basaalstand niet aan te passen. De bolus wordt gegeven zoals u gewend bent afhankelijk van uw bloedglucose en koolhydraatintake.
- Bij intensief laxeren kan het nodig zijn om de basaalstand (tijdelijk) te verlagen.
- Zijn de bloedglucosewaarden gedurende de dag lager dan 6, dan adviseren wij om de pomp op een tijdelijke basaal van 50% in te stellen (indien mogelijk).
- Bij niet eten wordt geen maaltijdbolus gegeven. Bij verhoogde glucoses gebruikt u de correctiebolus en evt de tijdelijke basaal verhogen.
Een algemeen advies voor bijspuitschema bij nuchter beleid (indien u kortwerkende insuline heeft)
- Bloedglucose hoger dan 15 mmol/l, 2 eenheden (ultra) kortwerkende insuline
- Bloedglucose hoger dan 20 mmol/l, 4 eenheden (ultra) kortwerkende insuline
Controleer de bloedglucose na twee uur en corrigeer evt na twee uur.
Bereikbaarheid
- St Jansdal ziekenhuis: 0341-463911
- Diabetescentrum (poli Interne Geneeskunde) 0341-463747
De diabetesverpleegkundigen van het St Jansdal zijn te bereiken via de assistente. Als u contact opneemt, geef dan de gebruikte medicatie en (insuline) doseringen door. De assistente maakt voor u een telefonische afspraak met de diabetesverpleegkundige.
- Functieafdeling (planning Endoscopie 0341-463538)
-
Afdeling radiologie: 0341-463650