l

Direct contact

Telefoonnummers

St Jansdal receptie (alle locaties)

0341 - 463911

Afsprakenbureau 

0341 - 463890

Poli-Apotheek St Jansdal

0341 - 435858

Helpdesk MijnStJansdal (8:30 - 16:30 uur)

0341 - 463700

Vragen over?


Heeft u een klachtKlik dan hier.

Of compliment? Klik dan hier.


Bent u van de PERS en heeft u een vraag? Klik dan hier.

Medische hulp buiten kantoortijden

Spoedpost Harderwijk  

 

085 - 773 73 71

 

 

www.spoedpostharderwijk.nl

Huisartsenpost Lelystad  

 

0900 - 333 6 333

 

 

www.medrie.nl

Bij levensbedreigende spoed:

 

112

VlagB
Folders

Diabetes en een operatie: wat moet je weten?

Versienr: 4
Inhoud van dit artikel
    Inhoud van dit artikel

      Inleiding

      Deze informatie is bestemd voor diabetespatiënten die een operatie ondergaan in ziekenhuis St Jansdal.

       

      Binnenkort heeft u een afspraak voor een operatie. Tijdens de voorbereiding op deze operatie kunt u last krijgen van te hoge of te lage bloedglucose waarden. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, adviseren wij u om onderstaande instructie nauwkeurig op te volgen. Dit komt naast de andere voorbereidingen die u voor de operatie moet treffen. We onderscheiden twee categorieën van diabetespatiënten. Voor deze categorieën gelden aparte richtlijnen ten aanzien van de medicatie.

      1. Opname op operatiedag
        U komt naar het ziekenhuis op de dag van de operatie. De anesthesioloog heeft met u besproken tot hoe laat u mag eten/drinken op de dag van de ingreep. Ook geeft hij aan welk protocol voor u geldt. Dit is verderop in deze folder te vinden. De anesthesioloog kan besluiten om van dit protocol af te wijken.
      2. Reeds opgenomen
        Bent u reeds in het ziekenhuis opgenomen vóór de operatie, dan is het mogelijk dat u op de avond voor de operatie of op de ochtend van de operatie een infuus met glucose en insuline krijgt. De anesthesioloog spreekt dit beleid met de verpleging af.

       

      Algemene richtlijnen

      Voeding en medicatie rondom de operatie

      SGLT2-remmer (Dapagliflozine (Forxiga) / Empagliflozine (Jardiance) / Canagliflozine (Invokana) 3 dagen vóór operatie stoppen en pas hervatten na de opname, tenzij anders afgesproken. Mag u na de operatie weer eten, dan wordt uw eigen diabetesbehandeling weer hervat. De SGLT2-remmer wordt pas hervat na ontslag, tenzij anders met u is afgesproken. Het kan zijn dat de medicatie aangepast wordt op geleide van uw bloedglucose waarde en uw voedingsinname. Is de bloedglucose te hoog, dan kan deze in het ziekenhuis gecorrigeerd worden door het toedienen van ultra-kortwerkende insuline (volgens protocol). Dit kan ook gebeuren als u geen insuline gebruikt.

       

      Wat te doen bij hypoglycemie?

      Mocht u thuis last krijgen van een lage bloedglucose (beven, zweten, een trillerig gevoel, bleekheid, wazig zien, hoofdpijn en duizeligheid of een bloedglucose lager dan 4.0 mmol/l), drink dan 1 glas (gewone, suikerhoudende) limonade of 1 glas appelsap. Meld dit wel bij het intakegesprek aan de afdelingsverpleegkundige.
       

      Bloedglucose controle

      Tijdens uw verblijf in het ziekenhuis controleren de verpleegkundigen uw bloedglucoses volgens strikte regels met de bloedglucosemeter van het ziekenhuis. Neem wel uw eigen zelfcontrole materiaal mee. Indien u gewend bent om uw glucoses te controleren middels een glucosesensor (Flash meter (FSL) of RT-CGM) geef dit aan bij de verpleging. In het ziekenhuis worden hiernaast nog wel controles gedaan middels een vingerprik.

       

      Vragen

      Bij vragen over de diabetesregulatie kunt u contact opnemen met één van de diabetesverpleegkundigen van ziekenhuis St Jansdal, via de assistente van de poli interne geneeskunde. U wordt teruggebeld door de diabetesverpleegkundige.

      Maandag t/m vrijdag: Bij voorkeur in de ochtend tussen 08.30 tot 12.00 uur telefoon: (0341) 463747

       

      Als u belt, graag doorgeven welke bloedglucoseverlagende medicatie/ -insuline u gebruikt en het gebruikelijke aantal eenheden dat u injecteert / bolust.

       

      Bijlagen

      Op de volgende pagina’s vindt u diverse protocollen.

      1. Bloedglucoseverlagende tabletten en /- of injecties
      2. Insuline 1 maal daags
      3. Insuline 2 maal daags
      4. Insuline 4 maal daags
      5. Insulinepomp, subcutaan
      6. Alle overige protocollen, die niet vallen onder bovengenoemde

       

      PROTOCOL 1, BLOEDGLUCOSEVERLAGENDE TABLETTEN EN/OF -INJECTIES

      • Dag vóór de operatie:

      Normaal gebruik van tabletten, uitgezonderd Rybelsus

      • Dag van de operatie

      Ochtenddosering achterwege laten.

      Uitgezonderd:

      - SGLT2-remmer: Dapagliflozine (Forxiga) / Empagliflozine (Jardiance) / Canagliflozine (Invokana) 3 dagen vóór de operatie en tijdens opname NIET innemen

      - Metformine dag van operatie niet innemen

      - GLP1 agonist 

      • Rybelsus®  bij voorkeur 1 dag vóór de behandeling staken
      • GLP-1 dagelijks injecties ook 1 dag vóór de behandeling staken
      • GLP-1 wekelijks injectie, laatste dosering vóór de operatie over te slaan

       

      Voorbeelden van GLP1- agonisten (injecties/ tablet):

      Exenatide (Byetta / Bydureon) dagelijkse injectie

      Dulaglutide (Trulicity) wekelijkse injectie

      Liraglutide (Victoza)  dagelijkse injectie

      Lixisenatide (Lyxumia) dagelijkse injectie

      Semaglutide (Ozempic) wekelijkse injectie 

      Semaglutide (Rybelsus) dagelijks tablet

       

      Voorbeelden van Bloedglucose verlagende tabletten:

      Acarbose (Glucobay)
      Gliclazide (Diamicron)
      Glimepiride (Amaryl)
      Metformine(Glucophage)
      Repaglinide (Novonorm)
      Tolbutamide (Rastinon)

      Pioglitazone (Actos)

      Vildagliptine (Galvus) / Linagliptine (Trajenta) / Sitagliptine (oa Januvia) / Saxagliptine (Onglyza)

       

      Na de operatie kunt u, na overleg met de afdelingsverpleegkundige, voor de 1e maaltijd de gebruikelijke dosering van uw bloedglucose verlagende tabletten weer hervatten. Medicatie hoeft niet ingehaald te worden. SGLT2-remmer tijdens opname NIET gebruiken

       

      De bloedglucoseverlagende injecties na de dag van de behandeling  hervatten zoals u gewend was.

       

      Metformine / Glucophage® ,  GLP-1 agonist (rybelsus/ ozempic), SGLT2-remmer
      op de dag van de operatie niet innemen.

       

      PROTOCOL 2, INSULINE EENMAAL DAAGS

      Glargine (Lantus,Toujeo, Abasaglar) / Insuline isofaan (Humaline NPH, Insulatard, Insuman Basal) / Insuline detemir (Levemir), Insuline degludec (Tresiba)

       

      Combinatie GLP1-agonist/ insuline: Degludec/liraglutide (Xultophy), Glargine/lixisenatide (Suliqua), injectie 1dd

       

      Insuline dag vóór operatie
      Indien u gewend bent om de langwerkende insuline in de ochtend te injecteren, dan kunt u de gebruikelijke hoeveelheid injecteren. Bent u gewend om de langwerkende insuline voor het slapen gaan te injecteren, dan dient u 75% (¾) van de gebruikelijke hoeveelheid te injecteren.

       

      Insuline dag van operatie
      Indien u nuchter moet komen en u gewend bent om de insuline in de ochtend te injecteren, dan injecteert u geen insuline en 50% bij de eerstvolgende maaltijd.
      Indien u een licht ontbijt mag nuttigen, injecteert u de helft (50%) van de gebruikelijke ochtenddosering.
      Indien u gewend bent om de insuline ‘s avonds te injecteren, gebruik dan ‘s avonds de gebruikelijke dosis.


      Indien u naast insuline  ook bloedglucoseverlagende tabletten gebruikt kijk dan ook naar protocol 1.

       

      Metformine / Glucophage®, SGLT2-remmer en GLP1 agonist (Rybelsus/Ozempic)
      op de dag van de operatie niet innemen.

       

      PROTOCOL 3, INSULINE TWEEMAAL DAAGS

      Insuline 2 dd:

      • Insuline aspart/insuline aspart protamine (Novomix 30 / Novomix 50 / Novomix70)
      • Insuline lispro/insuline lispro protamine (Humalog Mix 25/75, Humalog Mix 50/50)
      • Insuline, gewoon/insuline isofaan (Humuline 30/70 / Insuman Comb 15 - 25 - 50 / Mixtard 30/70 - 40/60 - 50/50)
      • Insuline degludec/insuline aspart (Ryzodeg)


      Insuline dag vóór operatie

      Ontbijt: Voor het ontbijt injecteert u uw gebruikelijke dosering insuline.
      Avondeten: Vóór het avondeten injecteert u 75% (¾) van uw gebruikelijke dosering insuline.
       
      Insulinegebruik dag van de operatie
      Operatie in de ochtend
      Vindt de operatie in de ochtend plaats, dan

      • injecteert u geen insuline in de ochtend
      • indien 1e maaltijd na de operatie de lunch is, injecteert u 33% (?) van uw gebruikelijke dosering insuline.
      • bij de avondmaaltijd injecteert u vervolgens uw gebruikelijke dosering insuline. Is de bloedglucose lager dan 6 mmol/l, dan spuit u 4 eenheden (IE) minder.

       

      Operatie in de middag
      Vindt de operatie in de middag plaats en u mag nog een licht ontbijt nuttigen dan

      • injecteert u vóór het ontbijt 50% (½) van de gebruikelijke dosering insuline.
      • indien u weer mag avondeten, injecteert u uw gebruikelijke dosering insuline.
      • is de bloedglucose lager dan 6 mmol/l, dan spuit u 4 eenheden (IE) minder.

       

      Metformine / Glucophage®, SGLT2-remmer en GLP1-agonist (Rybelsus/ Ozempic)
      op de dag van de operatie niet innemen

       

      PROTOCOL 4, INSULINE VIERMAAL DAAGS

      3 dd Maaltijdinsuline (ultra) kortwerkende insuline:

      • Insuline aspart (Fiasp / Novorapid) / Insuline lispro (Humalog 100EH/ml of 200 eh/ml)
      • Insuline glulisine (Apidra)
      • Insuline gewoon (Actrapid / Humaline Regular / Insuman Rapid)

       

      in combinatie met

      1 dd langwerkende insuline:

      • Glargine (Lantus,Toujeo, Abasaglar) / Insuline isofaan (Humaline NPH, Insulatard, Insuman Basal) / Insuline detemir (Levemir), Insuline degludec (Tresiba).

       

      Insuline dag vóór de operatie
      (Ultra-) kortwerkende insuline
      De (ultra) kortwerkende insuline voor de maaltijden injecteert u zoals u gewend bent.

       

      Langwerkende insuline
      Ontbijt: Injecteert u de langwerkende insuline vóór het ontbijt, nu ook de gebruikelijke dosering insuline injecteren.
      Slapen: Indien u de langwerkende insuline voor het slapen gaan injecteert, dan 75% (¾) van de gebruikelijke dosering injecteren.

       

      Dag van de operatie
      Operatie in de ochtend
      Vindt de operatie in de ochtend plaats, dan gelden de volgende richtlijnen:

       

      (Ultra-) kortwerkende insuline

      • in de ochtend geen insuline injecteren.
      • voor de 1e maaltijd na de operatie uw eigen insulineschema hervatten.

       

      Langwerkende insuline
      Indien u nuchter moet komen en u gewend bent om de insuline in de ochtend te injecteren, dan injecteert 50%.

       

      Operatie in de middag
      Vindt de operatie in de middag plaats en u mag een licht ontbijt nuttigen, dan gelden de volgende richtlijnen:

       

      (Ultra-) kortwerkende insuline
      Voor het lichte ontbijt injecteert u 50% (½) van de gebruikelijke dosering (ultra) kortwerkende insuline. Indien u weer gewoon mag eten, hervat u bij de avondmaaltijd uw gebruikelijke dosering. Is de bloedglucose lager dan 6 mmol/l, injecteert u dan 4 eenheden (IE) minder. Gebruik ook uw eigen bijspuitschema (indien u dit heeft).

       

      Langwerkende insuline
      Ontbijt: Injecteert u de langwerkende insuline vóór het ontbijt, injecteert u 50% (½) van uw gebruikelijke dosering insuline.
      Slapen: Injecteert u de langwerkende insuline voor het slapen gaan, dan de gebruikelijke dosering insuline injecteren.

       

      Metformine / Glucophage®, SGLT2-remmer en GLP1-agonist (Ozempic/Rybelsus)
      op de dag van de operatie niet innemen.

       

      PROTOCOL 5, SUBCUTANE INSULINEPOMP CSII

      subcutane insulinepomp met (ultra) kortwerkende insuline:

      • Insuline aspart (Fiasp / Novorapid) / Insuline lispro (Humalog 100EH/ml)
      • Insuline glulisine (Apidra)
      • Insuline gewoon (Actrapid / Humaline Regular / Insuman Rapid/ Insuman Infusat)

       

      Het kan zijn dat de anesthesioloog met u afspreekt dat uw eigen insulinepomp vóór de operatie wordt afgekoppeld en u een infuus met insuline en glucose krijgt.

       

      Spreekt hij met u af dat u uw eigen insulinepomp aangekoppeld houdt tijdens de operatie, neem dan contact op met de diabetesverpleegkundige voor advies/beleid (graag zo spoedig mogelijk indien de datum van operatie bekend is).

      Zij bespreekt met u eventuele aanpassingen van de tijdelijke basale dosering en van de bolussen.

       

      Metformine / Glucophage®,
      op de dag van de operatie niet innemen.

       

      PROTOCOL 6, ALLE OVERIGE PATIËNTEN, VOOR WIE EERDERGENOEMDE PROTOCOLLEN NIET GELDEN

      Dag vóór operatie
      De dag vóór de operatie kunt u uw eigen medicatie / insuline gebruiken zoals u gewend bent, tenzij de anesthesioloog anders met u besproken heeft.

       

      Dag van operatie
      De dag van de operatie bent u nuchter en hoeft u ’s ochtends geen diabetesmedicatie en/of insuline te gebruiken.
      De dag van de operatie wordt uw diabetes gereguleerd door middel van een infuus met glucose en insuline. Afhankelijk van het tijdstip van de operatie wordt dit infuus ingebracht op de verpleegafdeling of op de inleidingskamer.

       

      Dag na operatie
      Afhankelijk van uw voedingsbeleid en uw algehele conditie wordt dagelijks bekeken wanneer u uw eigen diabetesmedicatie kunt hervatten.

       

       

       

       

      Meer informatie? Kijk op https://www.stjansdal.nl
      De informatie op deze website is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Desondanks kunnen geen rechten aan de vermelde informatie ontleend worden. Meer informatie https://www.stjansdal.nl/disclaimer
      Geprint op 21-12-2024